Delen via


Bovenliggende apparaatcontexten weergeven

Met een bovenliggende apparaatcontext kan een toepassing de benodigde tijd voor het instellen van de knipregio voor een venster minimaliseren. Een toepassing gebruikt doorgaans bovenliggende apparaatcontexten om het tekenen voor besturingsvensters te versnellen zonder dat hiervoor een privé- of klasseapparaatcontext is vereist. Het systeem gebruikt bijvoorbeeld bovenliggende apparaatcontexten voor drukknop- en bewerkingsbesturingselementen. Bovenliggende apparaatcontexten zijn alleen bedoeld voor gebruik met onderliggende vensters, nooit met pop-upvensters op het hoogste niveau.

Een toepassing kan de CS_PARENTDC stijl opgeven om het knipgebied van het onderliggende venster in te stellen op die van het bovenliggende venster, zodat het kind in het bovenliggende venster kan tekenen. Als u CS_PARENTDC opgeeft, worden de prestaties van een toepassing verbeterd omdat het systeem de zichtbare regio voor elk onderliggend venster niet opnieuw hoeft te berekenen.

Kenmerkwaarden die zijn ingesteld door het bovenliggende venster, blijven niet behouden voor het onderliggende venster; Het bovenliggende venster kan bijvoorbeeld het penseel niet instellen voor de onderliggende vensters. De enige eigenschap die behouden blijft, is het knipgebied. Het venster moet een eigen uitvoer knippen tot de limieten van het venster. Omdat de knipregio voor de context van het bovenliggende apparaat identiek is aan het bovenliggende venster, kan het onderliggende venster mogelijk over het hele bovenliggende venster worden getekend, maar mag de context van het bovenliggende apparaat niet op deze manier worden gebruikt.

Het systeem negeert de CS_PARENTDC-stijl als het bovenliggende venster een privé- of klasseapparaatcontext gebruikt, als het bovenliggende venster de onderliggende vensters clips maakt of als het onderliggende venster de onderliggende vensters of de onderliggende vensters van hetzelfde niveau vastlegt.