De beste trigger voor uw Azure-functie bepalen
Eén functie in Azure Functions werkt pas als er iets wordt verteld dat deze moet worden uitgevoerd. We kunnen bijvoorbeeld een functie maken om vóór een afspraak een herinneringsbericht naar onze klanten te verzenden. Als we de functie niet laten weten wanneer deze moet worden uitgevoerd, ontvangen onze klanten nooit een bericht.
In deze les worden triggers op hoog niveau beschreven, worden de meest voorkomende typen triggers verkend en worden bindingen gebruikt om een trigger te verbinden met een functie.
Wat is een trigger?
Een trigger is een object dat een specifieke functie definieert. Als u bijvoorbeeld wilt dat een functie elke 10 minuten wordt uitgevoerd, kunt u een timertrigger gebruiken.
Aan elke functie moet exact één trigger zijn gekoppeld. Als u een stukje logica onder verschillende omstandigheden wilt uitvoeren, moet u meerdere functies met dezelfde kernfunctiecode maken.
In deze module richten we ons op drie triggertypen: timer, HTTP en blob.
Typen triggers
Azure Functions ondersteunt een breed scala aan triggertypen. Hier volgen enkele van de meest voorkomende typen:
Type | Doel |
---|---|
Timer | Een functie uitvoeren met een ingestelde interval |
HTTP | Een functie uitvoeren wanneer een HTTP-aanvraag wordt ontvangen |
Blob | Een functie uitvoeren wanneer een bestand wordt geüpload of bijgewerkt in Azure Blob Storage |
Wachtrij | Een functie uitvoeren wanneer een bericht wordt toegevoegd aan een Azure Storage-wachtrij |
Azure Cosmos DB | Een functie uitvoeren wanneer een document wordt gewijzigd in een verzameling |
Azure SQL | Een functie uitvoeren wanneer een rij in een tabel verandert |
Event Hub | Een functie uitvoeren wanneer een Event Hub een nieuwe gebeurtenis ontvangt |
Event Grid | Een functie uitvoeren op basis van Event Grid-abonnementen |
Wat is een binding?
Een binding is een verbinding met gegevens binnen uw functie. Bindingen zijn optioneel en kunnen invoerbindingen, uitvoerbindingen of beide zijn. Met een invoerbinding kan uw functie gegevens van een andere service lezen. Met een uitvoerbinding kan uw functie gegevens schrijven naar een andere service.
In tegenstelling tot een trigger kan een functie meerdere invoerbindingen en uitvoerbindingen hebben. Als u ervoor kiest geen bindingen te gebruiken, hebt u nog steeds toegang tot services met behulp van client-SDK's.
Wat is een functie-app?
Met Azure Functions kunt u een of meer functies groeperen in één functie-app. Alle functies in een functie-app delen dezelfde resources, app-instellingen en implementaties.
In de volgende oefening gaan we een functie volgens een schema uitvoeren met behulp van een timertrigger.