Introductie
Containers bieden u een manier om toepassingen in verschillende omgevingen on-premises en in de cloud te verpakken en uit te voeren. Ze bieden een lichtgewicht, geïsoleerde omgeving waarmee apps eenvoudiger kunnen worden ontwikkeld, geïmplementeerd en beheerd.
Containers delen dezelfde kernel van het besturingssysteem als hun host, maar hebben geen ongefettereerde toegang tot het besturingssysteem. Ze hebben hun eigen bestandssysteem, netwerk en processen die zijn geïsoleerd van de gebruikersmodusomgeving van de host. Deze isolatie brengt uitdagingen met zich mee als het gaat om het beheren van uw toepassingsgegevens.
Containers hebben standaard tijdelijke en tijdelijke opslag, wat betekent dat alle gegevens die in de container zijn geschreven, verloren gaan wanneer de container wordt gestopt of verwijderd. Deze onderbreking of verwijdering is niet geschikt voor toepassingen die persistente gegevens in containerinstanties nodig hebben of gegevens delen met andere containers of hosts. Om dit probleem op te lossen, moeten containers gebruikmaken van externe opslagmechanismen die gegevenspersistentie en delen bieden. De permanente opslagoplossing die u gebruikt, is afhankelijk van uw omgeving.
Als u bijvoorbeeld een ontwikkelaar bent die containers in een lokale omgeving gebruikt, kunt u de permanente opslag gebruiken via bindingskoppelingen en benoemde volumes met Windows-containers. Als u echter een omgeving op productieschaal beheert met containers en microservices, hebt u een containerorchestrator nodig, zoals Kubernetes of een beheerde orchestrator, zoals Azure Kubernetes Service (AKS) of AKS Hybrid. Deze container-orchestrators maken gebruik van persistente opslagoplossingen zoals persistente volumes (PV's), persistente volumeclaims (PVC's) en Container Storage Interface (CSI)-stuurprogramma's.
In deze module leert u meer over deze opslagconcepten en hoe deze van toepassing zijn op Windows-containers die worden uitgevoerd in Azure Kubernetes Service (AKS) en AKS Hybrid.