Remove-AzADApplication

Referentie

Module:: Az.Resources

Entiteit verwijderen uit toepassingen

Syntaxis

Remove-AzADApplication
      -ObjectId <String>
      [-DefaultProfile <PSObject>]
      [-PassThru]
      [-WhatIf]
      [-Confirm]
      [<CommonParameters>]

Remove-AzADApplication
      -ApplicationId <Guid>
      [-DefaultProfile <PSObject>]
      [-PassThru]
      [-WhatIf]
      [-Confirm]
      [<CommonParameters>]

Remove-AzADApplication
      -DisplayName <String>
      [-DefaultProfile <PSObject>]
      [-PassThru]
      [-WhatIf]
      [-Confirm]
      [<CommonParameters>]

Remove-AzADApplication
      -InputObject <IMicrosoftGraphApplication>
      [-DefaultProfile <PSObject>]
      [-PassThru]
      [-WhatIf]
      [-Confirm]
      [<CommonParameters>]

Description

Entiteit verwijderen uit toepassingen

Voorbeelden

Voorbeeld 1: Toepassing verwijderen op weergavenaam

Remove-AzADApplication -DisplayName $name

Toepassing verwijderen op weergavenaam

Voorbeeld 2: Toepassing verwijderen op pijplijninvoer

Get-AzADApplication -ObjectId $id | Remove-AzADApplication

Toepassing verwijderen per pijplijninvoer

Parameters

-ApplicationId

sleutel: id van toepassing

Type:	Guid
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	True
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-Confirm

U wordt gevraagd om bevestiging voordat u de cmdlet uitvoert.

Type:	SwitchParameter
Aliassen:	cf
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	False
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-DefaultProfile

De referenties, accounts, tenants en abonnementen die worden gebruikt voor communicatie met Azure.

Type:	PSObject
Aliassen:	AzContext, AzureRmContext, AzureCredential
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	False
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-DisplayName

sleutel: weergavenaam van toepassing

Type:	String
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	True
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-InputObject

Het toepassingsobject kan worden gebruikt als pijplijninvoer.

Type:	IMicrosoftGraphApplication
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	True
Pijplijninvoer accepteren:	True
Jokertekens accepteren:	False

-ObjectId

sleutel: object-id van toepassing

Type:	String
Aliassen:	Id
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	True
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-PassThru

Retourneert waar wanneer de opdracht slaagt

Type:	SwitchParameter
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	False
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

-WhatIf

Toont wat er zou gebeuren als de cmdlet wordt uitgevoerd. De cmdlet wordt niet uitgevoerd.

Type:	SwitchParameter
Aliassen:	wi
Position:	Named
Default value:	None
Vereist:	False
Pijplijninvoer accepteren:	False
Jokertekens accepteren:	False

Invoerwaarden

IMicrosoftGraphApplication

Uitvoerwaarden

Boolean

Delen via