Delen via


Standaardwaarden toevoegen of wijzigen voor een gepagineerde Power BI-rapportparameter (Power BI Report Builder)

VAN TOEPASSING OP: Power BI Report Builder Power BI Desktop

Nadat u een gepagineerde power BI-rapportparameter hebt gemaakt, kunt u een lijst met standaardwaarden opgeven. Als alle parameters een geldige standaardwaarde hebben, wordt het rapport automatisch uitgevoerd wanneer u het voor het eerst bekijkt of bekijkt. In dit artikel leert u hoe u standaardparameterwaarden toevoegt, wijzigt of verwijdert.

Rapportparameters kunnen één waarde of meerdere waarden vertegenwoordigen. Voor enkele waarden kunt u een letterlijke waarde of expressie opgeven. Voor meerdere waarden kunt u een statische lijst of een lijst opgeven uit een rapportgegevensset.

De standaardwaarden voor een rapportparameter toevoegen of wijzigen

  1. Vouw in het deelvenster Rapportgegevens het knooppunt Parameters uit. Klik met de rechtermuisknop op de parameter en klik op Bewerken. Het dialoogvenster Eigenschappen van rapportparameter wordt geopend.

    Notitie

    Als het deelvenster Rapportgegevens niet zichtbaar is, klikt u op Weergeven en vervolgens op Rapportgegevens.

  2. Klik op Standaardwaarden.

  3. Selecteer een standaardoptie:

    • Als u handmatig een waarde of lijst met waarden wilt opgeven, klikt u op Waarden opgeven. Klik op Toevoegen en voer de waarde in het tekstvak Waarde in. U kunt een expressie schrijven voor een waarde. Het gegevenstype moet overeenkomen met het gegevenstype van de parameter. Veldnamen kunnen niet worden gebruikt in een expressie voor een parameter.

      Herhaal deze stap voor parameters met meerdere waarden voor zoveel waarden als u wilt opgeven. De volgorde van items die u in deze lijst ziet, bepaalt de volgorde waarin de gebruiker deze in de vervolgkeuzelijst ziet. Als u de volgorde van een item in de lijst wilt wijzigen, klikt u op het tekstvak Waarde om het item te selecteren en gebruikt u vervolgens de pijl-omhoog en pijl-omlaag om het item hoger of lager in de lijst te verplaatsen.

    • Als u de naam wilt opgeven van een bestaande gegevensset die de waarden ophaalt, klikt u op Waarden ophalen uit een query. Kies in De gegevensset de naam van de gegevensset.

      Kies in het veld Waarde de naam van het veld dat parameterwaarden levert.

  4. Selecteer OK.

De standaardwaarden voor een rapportparameter verwijderen

  1. Vouw in het deelvenster Rapportgegevens het knooppunt Parameters uit. Klik met de rechtermuisknop op de parameter en klik op Bewerken. Het dialoogvenster Eigenschappen van rapportparameter wordt geopend.

  2. Klik op Standaardwaarden.

  3. Klik in Selecteren uit een van de volgende opties op Geen standaardwaarde.

  4. Selecteer OK.